Het lichaam bestaat uit een netwerk van acupunctuurpunten verbonden door meridianen. Door het prikken van deze punten is het mogelijk de energie (Qi), die zich bevindt in deze meridianen, te beïnvloeden en te harmoniseren.
Een ‘toptien’ van belangrijke acupunctuurpunten zullen we in dit deel van onze website beschrijven.
Men omschrijft de acupunctuurpunten wel eens als energiekolken of -vortexen. Er is vaak geprobeerd de acupunctuur punten te begrijpen vanuit het Westers medisch denken. Tot voor enkele jaren geleden is dit niet gelukt, maar de laatste jaren is veel informatie verschenen is over de precieze biologische aard van deze punten. Ook is veel inzicht gekomen in de specifieke biologische werking van de punten, bijvoorbeeld op het niveau van de hersenen. In de afbeelding zien we een apparaatje waarmee acupunctuurpunten te vinden zijn; als de punt van de zogenaamde puntzoeker op een acupunctuurpunt geplaatst wordt, hoor je een hoge pieptoon. De huid boven een acupunctuurpunt heeft namelijk andere electrische eigenschappen dan de omringende huid.
Eén van de verklaringen van de werking van bepaalde acupunctuurpunten bij de behandeling van pijnen van het bewegingsapparaat is de volgende. Er zijn in de spieren vaak diverse kleine pijn- en drukgevoelige plekken te vinden. Deze plekken worden ‘trigger points’ genoemd, omdat de vaak chronische pijn van de patiënt opgeroepen of versterkt kan worden door druk uit te oefenen op deze punten (‘triggeren’ van de pijn, met als gevolg het zogenaamde ‘jump sign’ bij de patiënt; de patiënt springt op of maakt een plotselinge beweging door de acute pijn die ontstaat).
Het merendeel van deze ‘trigger points’, of zogenaamde hypersensitieve loci, correspondeert met acupunctuurpunten en deze zijn te palperen als drukpijnlijke verhardingen in de spier. Deze punten zijn ook te vinden vlakbij de grote perifere zenuwvezels, daar waar zenuwen de oppervlakkige bindweefselplaten (fascies) doorboren, bij neuromusculaire aanhechtingen, op botopeningen (botforamina) en –naden (sutura).
Zonder dat we het expliciet weten, kennen allemaal wel een acupunctuurpunt op ons eigen lichaam, bijvoorbeeld het punt midden op de monnikskapspier (musculus trapezius) op de schouder (dit is het Galblaas 21 punt). De monnikskapspier reageert snel op stress met een verhoogde gevoeligheid en verharding: als we pijn in onze schouder hebben, is deze hypersensitieve plek zeer goed te voelen en te behandelen door bijvoorbeeld de schouders te masseren of, meer specifiek, door het masseren van dergelijke drukpunten, zoals dat gebeurt met de Japanse techniek Shiatzu of de Chinese versie daarvan, Tuina. Ontspanning en vermindering van pijn is dan vaak het resultaat. Zonder behandeling kan deze pijn verergeren en doortrekken tot in de nek, waar we bij het volgende drukpunt zijn aangeland, namelijk in de holte tussen enkele halsspieren, de zogenaamde musculus sternocleidomastoideus en de monnikskapspier onder de schedelrand. Dit is het acupunctuurpunt Galblaas 20. Spierspanninghoofdpijn ontstaat vaak op basis van de aanwezigheid van dergelijke ‘trigger points’ in spieren van schouders en nek. In de traditionele Chinese geneeskunde worden deze hypergevoelige punten ook wel de ‘Ah Shi’ punten genoemd en deze punten zijn relatief makkelijk te vinden. Op het moment dat druk wordt uitgeoefend op een Ah Shi punt, kan de patiënt namelijk opspringen van de drukpijnlijkheid onder het uiten van een kreet die op ‘Ah Shi’ lijkt (als ze Chinees zijn).
Er is veel onderzoek gedaan om te weten te komen of een acupunctuurpunt specifieke van de omringende huid afwijkende eigenschappen heeft. Eén van de eigenschappen die de Franse arts Niboyet rond de vijftiger jaren van de vorige eeuw vond, is een afwijkende en significant verlaagde huidweerstand. Van dit gegeven heeft men gebruikt gemaakt door de zogenaamde elektrische puntzoeker te ontwikkelen: een apparaatje dat met behulp van bepaalde tonen plekken met verminderde huidweerstand kan aangeven, plekken die dan corresponderen met acupunctuurpunten. Dit is later verder nauwgezet onderzocht en een decennium later kon de arts Grall Niboyet’s research beamen en beschreef dat de puntweerstand van een acupunctuurpunt laag is, terwijl een niet-acupunctuurpunt een veel hogere huidweerstand heeft. Toen alle lage weerstandspunten op het lichaam afgebeeld werden, ontstond een afbeelding die vrijwel geheel correspondeert met het verloop van de meridianen (1).
Acupunctuurpunten zijn de laatste jaren onderzocht met de modernste biochemische methoden. Het blijkt dat deze punten hele specifieke eigenschappen bezitten, zoals een verhoogde concentratie van bepaalde enzymen en neurotransmitters (NO). Ook met moderne beeldvormende technieken, zoals de fMRI is duidelijk gebleken dat acupunctuurpunten specifieke effecten hebben op het niveau van de hersenen. Dit onderzoek is in de laatste jaren in diverse laboratoria herhaald. Steeds weer blijkt dat acupunctuur specifieke effecten in het centrale zenuwstelsel te weeg brengt.
Verder blijkt dat acupunctuur van bepaalde punten directe fysiologische effecten heeft, die gestuurd worden vanuit een belangrijk hersencentrum, de hypothalamus. Ook de enzymproductie in bepaalde delen van de hersenen wordt specifiek door acupunctuur gestimuleerd. Met modern radio-isotopenonderzoek (tracing) heeft men ook aan kunnen tonen dat meridianen daadwerkelijk bestaan.
Er wordt ook steeds meer elegant onderzoek gedan naar de geisoleerde effecten van het prikken van speciale punten. Zo heeft bijvoorbeeld recent een onderzoeksgroep in Frankfurt aangetoond in een dubbel-blind onderzoek dat het prikken van een bepaald punt onder de onderlip, RM 24, een duidelijke en significante anti braakreflex werking heeft. Deze werking vergemakkelijkt het onderzoek van de functie van het hart via een sonde in de slokdarm (het zogenaamde transoesophageale doppler onderzoek).
Het direct pijnreducerend effect van het inzetten van acupunctuur volgens de zogenaamde microsysteem acupunctuurpunten is een andere belangrijke acupunctuurbenadering, waaronder de ooracupunctuur en ook de neuroacupunctuur valt. Dat men zowel kan behandelen via lichaamsacupunctuur als via ooracupunctuur was all lang bekend. Maar het bewijsbaar daarvan maken met beeldvormende technieken is pas recent mogelijk. Zo is enkele jaren geleden bijvoorbeeld aangetoond dat de hersenaktiviteit, zichtbaar gemaakt met de SEP methode, vrijwel hetzelfde is als er een lichaamspunt geprikt wordt of als er een vergelijkbaar oorpunt geprikt wordt.
© ORES 2003
(1) Richard C. et al. Acupuncture, Integration of Complementary Disciplines Into the Oncology Clinic. to be published in Alternative and Complementary Therapies in Oncology.